Het is inmiddels meer dan 50 jaar geleden
dat ik elke zondag met mijn vader, mijn broer en zus langs de vissershaven wandelde. Het zijn van die gebeurtenissen die in je geheugen staan gegrift, Als je in een vissersplaats langs de Nederlandse kust bent opgegroeid en met de visserij te maken had wist je niet beter. Ik weet dat het in meerdere vissersplaatsen gebruikelijk was om op zondag, in de meeste gevallen na het kerkbezoek, langs de kade te wandelen om te kijken welke visserijschepen er binnen lagen. Er waren zelfs jongens van mijn leeftijd die alle kotters bij naam en visnummer op wisten te dreunen. Ik had dat niet zozeer, ik had maar oog voor één kotter en dat was de “Maria”, de IJM 202. Een mooie houten, diagonaal gebouwde, kotter waar mijn opa en vader eigenaren van waren. Zij lag samen met andere garnalenkotters uit verschillende Nederlandse vissersplaatsen afgemeerd aan de houten steiger achterin de vissershaven. In mijn ogen was zij een schoonheid, een geveegde kop en kont zoals men dit is in de scheepvaart noemt, gebouwd op zeewaardigheid en snelheid. Op zaterdag ging ik met mijn pa mee aan boord om de nodige onderhoudswerkzaamheden aan de twee cilinder Deutz en de netten te doen. De motor was voor mij als klein manneke een gigantisch groot ding, waar ik niet overheen kon kijken. Eerlijk gezegd had ik als kind niet veel met de techniek van motoren. Nee ik was meer geïnteresseerd in het varen, navigeren en vooral het luisteren naar de scheepsradio. De scheepsradio in de stuurhut van de “Maria” mocht ik aanzetten als ik samen met mijn vader aan boord was. Ik kan mij nog herinneren dat wij thuis de radio op de korte band hadden staan. Hier mocht hij niet vanaf totdat wij elke dag rond 12 uur de stem van mijn vader hoorde dat alles wel was aan boord. Er was niets mooier dan aan de knoppen te draaien en op verschillende frequenties te luisteren naar de mannen die je niet kon zien, maar alleen kon horen. Waarbij ik heerlijk kon fantaseren over waar zij zich bevonden, ver weg of dichtbij op zee waar ik als kind al naar verlangde. Als mijn vader mij riep bij het nettenboeten om de boetnaald te vullen zodat hij verder kon, deed ik dat zo snel als mogelijk om vervolgens weer snel de stuurhut in te duiken en fantaserend, staand aan het roer verre reizen over de grote zeeën en oceanen te maken. Het meest stoere was natuurlijk als de twee cilinder Deutz stationair draaide, als mijn vader aan de motor werkte. Ik heb het hem nooit gevraagd, maar hij moet er haast wel van genoten hebben in die tijd, als ik als klein manneke in zijn stuurhut druk was met het op mijn manier navigeren. En natuurlijk het maken van mijn fantasierijke reizen over de hele wereld. Of als ik langs de Nederlandse kust op mijn manier aan het vissen was en met het ruim vol weer in de haven van mijn fantasieën binnen liep met gigantische besommingen. Zoveel dat ik een nieuwe kotter kon kopen en samen met mijn oudere broer de visserij van mijn vader over kon nemen. Maar het bleven jeugddromen. In de tijd die ik beschrijf in dit verhaal was er een nieuwe kotter in bestelling, maar de opbrengsten waren in die tijd zo slecht dat er werd besloten dat de mooie houten kotter “Maria” zou worden verkocht. Mijn opa ging met pensioen en mijn pa ging aan de wal werken. Ik weet haast wel zeker dat mijn vader deze beslissing met pijn in zijn hart heeft genomen. Hij was net als mijn broers, zussen en mijzelf een kind van de zee en wij zullen dat altijd in gedachten blijven.
Een verhaal van Cees de Baare